Week-in-Week-uit, 23 november 1989, door Marjo Roeven
Zaans drietal met vuurpijlen en honkbalknuppel naar Afrika
Ze waren door de uitdagingen heen. Zaankanters Eelco Aartsen, Rob Vos en Richard de Vos (allemaal 23). Na middelbare school, voortgezette opleiding en eerste baan was het een beetje op en carrière maken zagen ze nu nog niet zitten. Tijd voor een nieuwe uitdaging en wat voor één. Op 1 januari vertrekt het drietal naar Afrika. Een jaar lang blijven ze weg en doorkruisen met een Toyota Landcruiser het continent van noord naar zuid. “Nu hebben we nog de kans”, vinden ze. “Nu zijn er nog geen banden”. Voorbereid is alles al. Maar wat ze onderweg tegen zullen komen? “Dat”, klinkt het laconiek,”moet je maar afwachten”.
De tocht begint in Marokko. “Dat ligt aan de kust en is nog vrij groen”. Hetzelfde geldt voor Algerije. Maar, meer naar het zuiden, richting Niger en Mali, loopt de weg door de woestijn en door ruig gebergte (“gevaarlijk voor de banden”). Na een uitstapje naar Togo (“witte stranden, schijnt het”), in het westen, gaat de tocht verder naar Benim (“bosrijk gebied a’ la de Veluwe”) en via het tropisch regenwoud van Kameroen, de moerassen van Zaïre (“de slechtste wegen van heel Afrika”) naar het meer geciviliseerde Oeganda en Kenia (“daar beginnen de Safari-parken”) om vervolgens door te gaan naar Tanzania en te eindigen in Zimbabwe.
Geen haast…
Voorwaar geen geringe onderneming. Om van de voorbereidingen nog maar te zwijgen. Vervoer, uitrusting, voedsel, inentingen, visa, kleding. Alles is tevoren bekeken en getoetst aan boeken en de ervaringen van anderen. “Iedereen zegt wat anders dus de praktijk zal het leren”, aldus Rob. Toch hebben ze één en ander wel aardig kunnen inventariseren. “Grootste problemen krijgen we waarschijnlijk bij de grensovergangen”, meent Eelco. “Ze laten je daar gemakkelijk een week wachten. Gelukkig hebben we geen haast”.
Heel veel praktische zaken zijn niet echt te overzien. Natuurlijk is er volop drinkwater in de auto voorhanden, nemen ze noodrantsoenen mee en heeft Rob een kruisboog ontworpen om eventueel wild te schieten. Maar toch. Er zijn wilde dieren. “Raak je in een kudde olifanten verzeild dan kun je maar beter heel stil gaan staan. Verder is het een kwestie van gewoon goed oppassen”, vindt Rob. “Als je hier niet goed oppast kun je door een auto overreden worden”. “Wilde dieren zijn trouwens niet het gevaarlijkst”, vult Eelco aan. “Dat zijn de stropers en de rovers. Er zijn wel mensen verdwenen wier wagen dagen later met kogels doorzeefd is teruggevonden”. Zelf nemen ze geen wapens mee. “Te lastig bij de grenzen”. Wel een honkbalknuppel en vuurpijlen.
Sponsors
Natuurlijk kost zo’n reis behoorlijk wat. Alleen de auto al, die tip top in orde moet zijn (al kan het drietal met MTS/HTS-diploma op zak zelf het nodige repareren) komt al op fl. 25.000. De uitrusting bedroeg fl. 15.000 en het budget voor een jaar is fl. 45.000. Dit alles wordt voornamelijk bekostigd door sponsors. Aartsen verzekeringen Koog aan de Zaan, Brezan automaterialen Zaandam, Cas Kieft Zaandijk, Koni, Michelin, Pennzoil, Philips Car Stereo & Klein Huishoudelijk alsmede Toyota Welgraven Oostzaan geven financiële steun. Arts Hans Bonekamp begeleidt verder de medische voorbereiding.
De vrienden zelf laten alles achter. Hun baan, hun vriendin, familie en kennissen. Hoe ze weer terugkomen naar Nederland (“auto verkopen, werken”) is ook nog even de vraag, maar zover denken ze niet vooruit. Ook hier geldt de lijfspreuk “We zien wel”.
Week-in-Week-uit, 23 november 1989, door Marjo Roeven