4WD, januari/februari 1991, eigen tekst.
“Hallo, wij zijn van de wegenwacht”
Rob, Richard en Eelco gaven hun baan op voor een trip door Afrika. Ze vertrokken op 6 januari 1990. Vanuit Dar es Salaam hun volgende verslag.
Er staat al 35.000 km. op de teller en we zijn al 8 maanden van huis. Na Rwanda, Uganda en Kenya bezocht te hebben, zijn we nu in Tanzania aangekomen. Uganda en Kenya zijn voor wat de wegen en voorzieningen betreft, haast als Europese landen te beschouwen. De voornaamste bezigheden daar waren voor ons ‘het een beetje bijkomen van ontberingen’ en het bezoeken van enkele wildparken. Tanzania is echter een heel ander verhaal. Op Zaïre na, vind je hier waarschijnlijk de slechtste wegen van Afrika. Het schijnt zelfs zo te zijn, dat Nissan hier haar prototypes test met als argument: dat als ze daar heel blijven er eigenlijk niets meer mis kan gaan. Wat een ramp moet het zijn om hier het beroep van wegenwacht uit te oefenen, zo bedachten we. Alleen al de reis naar een defecte wagen moet een crime zijn. In Afrika hebben we tot nu toe nooit iets gezien dat ook maar enigszins op een wegenwacht leek. We waren echter nog maar een paar uur in Tanzania in de plaats Tanga, toen er een auto naast ons stopte. Er bleken twee Nederlanders in te zitten. “Hallo”, zeiden ze,” wij zijn van de wegenwacht, hebben jullie problemen ?”. Deze service nu hadden we in Afrika echt niet verwacht.
Toen we dan ook met die twee landgenoten in gesprek raakten, bleken ze niet echt van de ANWB te zijn, maar in Tanzania voor de Simavi te werken. Ze reden dan ook niet in de bekende gele Golf, alhoewel Mirko Lavaleye en Joop Lenssinck wel ex-wegenwachters zijn. Simavi verzorgt onder andere het vervoer voor het Village Health Work in ontwikkelingslanden en daar hielden zij zich mee bezig. Zij vertelden ons dat veel organisaties de laatste tijd gestopt zijn met het sturen van nieuwe auto’s, omdat onder meer het uitvalspercentage zo schrikbarend hoog is. In Tanzania zijn twee jaar oude Toyota Landcruisers met 70.000 km. op de teller gewoon al rijp voor de schroot. Dit heeft meerdere oorzaken.
Ten eerste zijn de wegen zo erbarmelijk slecht dat het erop lijkt alsof ze speciaal zijn aangelegd door banden- of schokbrekerfabrikanten. Honderden kilometers wegdek met scherpe puntige stenen en vol diepe kuilen. Hiertegen blijken weinig auto’s bestand. Ten tweede de kennis en de motivatie van de plaatselijke chauffeurs en de know-how van de garages. Het socialistische systeem in Tanzania motiveert de inwoners niet echt om tot betere prestaties te komen. Onderhoud vindt dan ook niet of nauwelijks plaats. Onze ‘ANWB-ers’ hameren er dan ook bij iedereen op, om die motorkap eens open te maken. Verder wordt er ook veel te hard gereden op deze slechte wegen. Men moet natuurlijk wel bedenken, dat deze mensen nooit andere of betere wegen hebben gezien en dus denken dat het allemaal zo hoort. Joop en Mirko moeten nu bekijken hoe de levensduur van het wagenpark verlengd kan worden, zodat het haalbaar blijft voor Simavi om het Village Health Work te blijven ondersteunen. Het is de bedoeling dat beiden een jaar lang in Tanzania blijven. Om hun doel te bereiken hebben ze hun werk in drie delen gesplitst. Allereerst zoeken ze uit waarom de geschonken voertuigen zo snel stuk gaan en of dat oplosbaar is door het leveren van andere types of merken. Ten tweede moeten ze de mensen leren om goed om te gaan met hun voertuigen, zowel qua onderhoud als reparaties.Als derde opdracht hebben ze het weer op de weg brengen van de door de lokale reparateurs opgegeven auto’s. Simavi levert voornamelijk Toyota Landcruisers. De ervaringen die zij met dit type hebben, lopen parallel met die van ons. Het gehanteerde 24-volts systeem bijvoorbeeld is minder geschikt voor Afrika. Er is moeilijk aan 24V-onderdelen te komen en de startproblemen, zoals die voorkomen in het koude Europa, heb je hier niet. Ook is dit spanningssysteem veel te ingewikkeld voor Afrikaanse monteurs. Volgens Joop zijn de Japanse 4WD’s sterker dan de Europese Landrovers, maar deze zijn op hun beurt weer makkelijker te repareren. Dat laatste beaamde Mikro volkomen, zolang dat maar in het voordeel was van de Landrover. Hij had namelijk jaren voor Landrover gewerkt en daar een bepaalde voorliefde aan overgehouden. Een ander probleem bij de Toyota is het snelgloeisysteem. Dit is heel prettig in Siberië, maar voor de tropen wat overdreven. Het enthousiaste tweetal had al de meest vreemde reparaties aan dit systeem gezien. Zij zelf vervangen dit systeem door een eenvoudige drukknop, die dan ten behoeve van het voorgloeien drie seconden ingedrukt moet worden. Gebrek aan kennis bij de lokale chauffeurs doet het voorkomen, dat men doodleuk de knop zo’n 30 seconden ingedrukt houdt om alles eens lekker voor te gloeien. Hierdoor gaat weer het een en ander kapot, waarop de “WW” weer uit mag rukken. Deze dingen maken hen wel eens moedeloos, maar gelukkig zijn er dan ook weer zaken die succes opleveren. Een voorbeeld daarvan is het verhaal van de koelwaterthermostaat. Het lokale fabeltje zegt dat dit onderdeel allen maar nodig is in koude landen en daarom maar beter verwijderd kan worden. Zoals bekend, regelt deze thermostaat de by-pass van het koelwater door het motorblok. Verwijdering hiervan zorgt ervoor dat deze by-pass altijd open staat, waardoor de motortemperatuur veel te hoog oploopt. Deze ingreep werd zelfs standaard bij de officiële Toyota-garage uitgevoerd. Nu is zo langzamerhand iedereen op de hoogte van de werking van dit onderdeel en worden er zelfs stickers geplaatst met de tekst ‘ Do Not Remove Thermostat’. Al met al vinden de twee dat ze veel nuttig werk verricht hebben, maar één team kan in één jaar lang niet genoeg doen. “Daar zijn wel tien teams voor nodig” aldus Joop. “Soms hoort de bevolking wel eens dat we ergens zijn en komen er plotseling allemaal mensen met mankementen aan hun auto naar ons toe. Af en toe helpen we hen wel eens, maar meestal hebben we het er daar te druk voor. En om eerlijk te zijn”, vult Mikro er daar mistroostig aan toe ” de auto’s zijn soms zo slecht dat het zonde van de tijd is om er naar te kijken”. Om ons te tonen hoe zij het naar hun zin hebben in dit prachtige land, beginnen ze vloeiend Swahili met elkaar te praten. De taal en de gewoonten beheersen ze meer dan voldoende, maar geheel op de hoogte van bureaucratie, formaliteiten en corruptie zijn ze nog steeds niet. Toen Mikro tijdens een korte vakantietrip even de grens naar Kenya overwipte, vergat hij een uitreisstempel bij de douane te halen. Bij terugkomst kwam hij dan ook in de problemen, want als de papieren niet kloppen ruikt de douane geld. Men lost zulke problemen dan ook graag ‘onder de tafel’ op. Gelukkig kon Mikro er zich daar uitpraten.
Als afsluiting van onze plotselinge en gezellige ontmoeting wilden de heren ons spanningslaadsysteem weleens doormeten. Dit omdat we hen al eerder verteld hadden daar problemen mee te hebben. Het bleek dat de spanningsregulator een iets te hoge spanning afgaf. Ze stelden dit opnieuw af en repareerden onze eerder defect geraakte reserve regulator. We hoefden niet eens onze WW-lidmaatschapskaart te laten zien. We namen afscheid van hen, wensten hen veel succes en vertrokken richting het westen.
Onderweg stopten we om iets te drinken. Toen we echter verder wilden, startte de auto niet meer. We begonnen daarom dan ook wat onaardige dingen over de wegenwacht te zeggen, zonder dat je daar iets mee opschiet natuurlijk. Een Landrover wilde ons wel even aanslepen en daarna stelden we voor de zekerheid de regulator maar weer op de vroegere waarde af. Even later bleek er een, door de slechte wegen veroorzaakt, los contact in het startsysteem te zitten. Alle bedenkingen en verwensingen aan het adres van ‘onze wegenwachters’ werden dan ook eerlijkheidshalve weer schielijk teruggenomen.
4WD, januari/februari 1991, eigen tekst.