Typhoon, 17 november 1990, eigen tekst
Officieel gearresteerd in donker Afrika
Met zeven Britten illegaal kamperen
In Centraal Afrika waren we zeven Britten tegengekomen die, net als wij, met een rondreis bezig waren. We konden vanaf het eerste moment het zo goed met elkaar vinden, dat we besloten met zijn tienen door Zaïre te reizen. We gingen dan ook met zijn allen het National Parc des Verunga binnen, in het oosten van Zaïre. Het is een bijzonder park. Het tropische regenwoud wijkt hier voor een landschap met bergen, waardoor er een veel koeler klimaat heerst. Na vele zweterige nachten met zoemende muggen een echte verademing. Het was dan ook eindelijk weer eens mogelijk om van onze slaapzakken gebruik te maken.
De tocht door dit park is gratis, de doorgaande weg loopt er dwars doorheen. Daarom zie je dan ook de buffels, antilopen, everzwijnen, olifanten en nijlpaarden gewoon langs de “snelweg” lopen. Om deze kolossen eens wat beter te kunnen bekijken, stopten we op een brug die een geweldig uitzicht bood. In Burkino Fasso moesten we ooit eens betalen om nijlpaarden vanuit de verte te mogen begluren. Hier was het niet alleen gratis, de dieren waren hier ook veel actiever.
We waren dan ook hevig geboeid door dit prachtige schouwspel. Daardoor hadden we niet in de gaten dat we zelf ook begluurd werden. Een stel bavianen was ons stilletjes genaderd. Één klom er zelfs door het openstaande raam onze Landcruiser binnen. Dat vonden onze Engelse vrienden reuze grappig. Maar dat duurde maar even, want na een flinke klap op de auto vluchtte de baviaan weer naar buiten. Nu was het onze beurt om te lachen. De baviaan rende nu naar één van de Engelse Landrovers en klom daar naar binnen. Een toegesnelde Engelsman kon echter niet verhinderen dat het schattige beest er met haast onze hele broodvoorraad vandoor ging. Daar ging dus ons ontbijt voor de volgende dag.
Tegen het einde van de middag bereikten we het einde van het park. Er stond daar namelijk een bord waarop de plaatselijke autoriteiten hadden vermeld “dat men hoopte dat we van het park genoten hadden”. Omdat men in het park beslist niet mag kamperen, besloten we ons kamp net voorbij dat bord op te zetten. Het was een schitterende plek, vlak bij stomende warmwaterbronnen en een rivier met badende nijlpaarden. Een welhaast ideale plek om te kamperen dus, met als achtergrond het rood kleurende licht van de ondergaande zon. De twee vrouwelijke reizigers vonden het maar niks, kamperen zo dicht bij het park. Volgens de vijf Engelse mannen van de expeditie was dit onzin. En wat dan nog ?. Een beetje avontuur kan toch nooit kwaad !. Onder protest van de dames maakten we toch een kampvuur en kookten ons potje. De volgende ochtend bleek dat de vrouwen toch gelijk hadden.
Bij het ontbijt kregen we plotseling bezoek van een aantal bewakers in Range Rovers. Ze meldden ons dat we het park nog niet verlaten hadden. Daarom moesten we een boete betalen. Onze kentekens werden via een walkie-talkie doorgegeven, waarop de bewakers weer verdwenen.
Paspoorten
Het ontbijt maakten we weliswaar af, maar echt gerust verlieten we deze mooie plek niet. En inderdaad, twaalf kilometer verderop zagen we slagbomen ten teken dat pas daar het einde van het park was.
De reeds ingelichte bewakers lieten ons dan ook niet door en eisten onze paspoorten. Één van de dingen die we in zes maanden Afrika hebben geleerd is dat je nooit en te nimmer je paspoort moet afgeven. Als je dat doet ben je verloren en overgeleverd aan de macht van diegenen die jouw paspoort in bezit hebben. We lieten onze papieren wel zien, maar hielden ze ook angstvallig vast. Vier van de Engelsen gaven hun paspoort wel gedwee af, alsof dit hun eerste dag in Afrika was. Daarna moesten we op de chef wachten. Hij kon ieder moment komen. Toen we dat hoorden, wisten we alweer hoe laat het echt was. Als in Afrika iets of iemand elk moment kan komen, betekent het dat alles nog wel eens uren kan gaan duren. Zo hebben we in een restaurant eens zes uur op ons eten moeten wachten, dat er zogenaamd elk moment zou aankomen. De bewakers bleven inderdaad twee uur lang volhouden dat de chef er ieder moment aan kon komen. Toen hadden we er genoeg van. Niet alleen ons visum was slechts beperkt geldig, ook zouden wij nog naar de gorilla’s gaan kijken. Daar wij onze paspoorten niet hadden afgegeven, konden ze ons niet echt vasthouden. Wij zouden dan ook vast vooruit gaan om uit te zoeken waar en wanneer de gorilla’s te bezichtigen waren. We namen afscheid van onze Engelse medereizigers en spraken af waar we elkaar weer zouden treffen.
Niet lang daarna ging het mis. Telecommunicatie in Zaïre is een grote puinhoop. Een telefoontje vanuit dit land naar Nederland bijvoorbeeld is echt onmogelijk. Maar uitgerekend nu stond iedereen met iedereen in verbinding. De man aan wie we de informatie over de gorilla’s wilde vragen, had via zijn walkie-talkie inmiddels van onze “vluchtpoging” vernomen. Via hem werd dan ook de politie gealarmeerd en nu moesten ook wij onze paspoorten inleveren. Daarna gelastte de politie ons te wachten. Op wie ?. Juist, die chef. Die kon dan ook ieder moment komen.
Tijdens dit wachten kwamen we in contact met een Nederlandse zoöloge. Ze werkte daar aan een chimpansee-project en probeerde voor ons te onderhandelen. Jammer genoeg lukte haar dat niet. Wel kon ze ons vertellen dat de boete vijftig dollar voor het illegaal kamperen zou gaan bedragen, plus nog een onbekend bedrag voor onze vluchtpoging. Op onze beurt lieten we weten dat bedrag niet zo maar te willen betalen voor één nachtje kamperen. Het was echt een misverstand, omdat dat bord onduidelijk was en we echt dachten het park al verlaten te hebben. We bleven dus weigeren. Nog geen kwartier later stonden er dan ook twee gewapende militairen voor onze neus, die opdracht hadden ons naar het park terug te voeren. We zouden toch nòg eens willen ontsnappen. Toen ze daarop met doorgeladen automatische wapens in onze auto dreigden te stappen, maakten we daar toch echt bezwaar tegen.
Één militair voldeed aan ons verzoek, maar de andere weigerde zijn schiettuig te ontladen. Met de loop van dat wapen in onze nek reden we terug naar het park. Daar kwamen we onze Britse deelgenoten weer tegen, die – gelukkig voor ons – ook geweigerd hadden te betalen. Daarmee zaten onze autoriteiten dan toch maar mooi met tien lastige Europeanen in hun maag. Er bleef hun dan ook nog maar één uitweg over. Allemaal gearresteerd. We waren dan ook weer eens diep van dit alles onder de indruk en konden onze gezichten nog maar nauwelijks in de plooi houden. Dit begon toch wel heel erg komisch te worden. We probeerden ons dan ook al voor te stellen hoe het met zijn tienen in een Afrikaanse cel zou zijn.
We werden daarop teruggebracht naar het politiebureau in Ruthsburu. Volkomen onverwacht kregen we daar te horen dat we mochten vertrekken als we twaalfduizend Zaïre (f.36) zouden betalen. We kregen dan ook weer onze paspoorten terug. Alleen wij met zijn drieën moesten wat meer betalen, want ze waren nog steeds boos op ons over die vermeende vluchtpoging. Toen alles uiteindelijk was afgehandeld, namen de agenten en de militairen allen heel vriendelijk afscheid van ons. Ze lieten zelfs niet na ons een goede en gratis kampeerplek aan te bevelen. Nadat we deze plek gevonden hadden, zijn we in het dichtstbijzijnde kroegje een biertje gaan halen. Daarbij hebben we geproost op een enerverende en toch wel leuke dag in Zaïre.
Typhoon, 17 november 1990, eigen tekst