Typhoon, 6 oktober 1990, eigen tekst
De Zaïre over met markt aan boord
Punctueel optredende politie en waar voor je steekpenningen
We zijn nu ruim vijf maanden onderweg en inmiddels 27.000 kilometer verder, midden in de jungle van Zaïre. In het vorige land, de Centraal Afrikaanse Republiek, hebben we alle toeristische attracties gezien. Ook de gebruikelijke berovingen en de te allen tijde bespreekbare hoogte van de boetes bij de verder zeer punctueel optredende politie. In Zaïre is het wat dat betreft veel vriendelijker en krijg je verder ook waar voor je steekpenningen. Over de rivier de Zaïre, voorheen de Congo, vaart een beroemde ferryboot. Op die boot gaan zo’n twee- a drieduizend mensen. Er is een markt aan boord, 24 uur per dag muziek en als de proviand op is, worden er aan boord geiten, varkens, krokodillen en apen geslacht.
Het leek ons wel eens aardig om met deze vorm van openbaar vervoer een stuk van onze reis te vervolgen. Er is echter één probleem: niemand weet precies wanneer de boot aankomt. In ons geval zou dat over ongeveer een week zijn. Maar een week lang wachten in een gehucht, zonder enige afleiding, trok ons niet aan. Echter, “morgen” zou er een vrachtboot komen, waarop wij meekonden.
Dat was weliswaar niet zo spectaculair als de ferryboot, maar altijd nog aardiger dan zeshonderd kilometer door de modder te moeten worstelen. Maar ja, de verwachte komst van de boot was drie dagen lang “morgen”. En toen de boot aankwam, bleek het niet meer te zijn dan twee aan elkaar gekoppelde bakken gevuld met cement. Het vaststellen van de prijs voor het mee mogen varen ging natuurlijk op zijn Afrikaans. Eerst werd er door een taxateur een zeer hoge officiële prijs vastgesteld. Daarna werd er met een vette knipoog verteld dat er wel wat te regelen viel. De daarop volgende onderhandelingen duurden vrij lang. Uiteindelijk zou dan de prijs bepaald worden door het gewicht van onze Toyota Landcruiser vast te stellen. Die is ongeveer drieduizend kilo. Maar die taxateur was natuurlijk niet de enige die de zaak trachtte te manipuleren. Wij konden hem namelijk aan de hand van ons Nederlands kentekenbewijs aantonen, dat het gewicht slechts 1.700 kilo was. Enfin, de helft van het prijsverschil verdween onder de tafel in ‘s-mans broekzak en wij hadden een alleszins acceptabele passage geboekt.
Vast op de zandbank
De eerste dag aan boord brachten we door in de haven. Het vertrek was de hele dag gepland om “over twee uur”. Toen we dan ook uiteindelijk vertrokken was het al avond en dus donker. De vaarpret duurde niet lang, want het vaartuig maakte plotseling wat vreemde bewegingen en lag opeens stil. Vast op een zandbank !. De motoren gingen uit en men deelde mee dat er morgen hulp gehaald zou worden. De volgende ochtend werd met een piroque en met van ons geleende dieselolie een andere vrachtboot gehaald. Dat vaartuig probeerde de hele dag om ons los te krijgen met als enige resultaat dat ook zij ‘s-avonds vastzaten. Ondertussen was ons die middag de echte ferryboot gepasseerd. Voor deze keer namelijk wel eens op tijd. Bij nader inzien hadden we toch veel liever op die varende boot gezeten. Het was overigens wel een mooi gezicht. Een boot met zo’n onvoorstelbare mensenmassa aan boord met de daarbij behorende oorverdovende herrie. Verder krioelden er een heleboel piroques omheen, die op deze wijze probeerden hun waren aan de man te brengen. Drie medereizigers bij ons aan boord konden het niet aanzien dat wij stil lagen en die anderen dus niet, dat zij zwemmend de oversteek waagden. Wij zaten na al die opwinding echter nog steeds vast. De volgende dag kwam er een andere hulpboot. Ook deze probeerde van alles en nog wat, met als enig succes dat zij zelf niet vast kwamen te zitten. Het enige wat ons nog restte, was het genieten van de flora en de fauna. Vooral de fauna was interessant met haar zwart/wit gestreepte muskieten (malaria) en de grote groene tse’tse’-vlieg, die de gevreesde slaapziekte kan veroorzaken.
Slingeraap
Slapen deden we dan ook volop. De rest van de tijd brachten we door met eten. En dat dan zo vreemd mogelijk. De ochtend begonnen we gewoon met Hollandse pannenkoeken. Als lunch werkten we daarna een gefrituurde, ruim één meter lange paling weg. Als echte “special” voor het avondeten kochten we van een passerende piroque voor f 7,50 een zwarte slingeraap. Het beest was geschoten in het oerwoud en had twee kogelgaten in zijn borst. Een Afrikaanse “big Mama” zou het beest voor ons eet gereed maken. In Afrika hebben ze echter een heel simpele manier om het beest van zijn vacht te ontdoen. Ze gooien het gewoon in het vuur tot al het haar verdwenen is. De smaak wordt hierdoor sterk beïnvloed en lijkt dan ook veel op hond, die immers op dezelfde wijze bereid wordt. Wel is het vlees veel malser dan hondenvlees.
De volgende morgen kwam onze boot plotseling los. Groot feest aan boord dus. De negende dag bracht ons dan uiteindelijk in Kisangani, waar de post van onze vriendinnen nog steeds op ons zou moeten liggen wachten.
In Kisangani stonden de drie overgezwommen medereizigers ons op te wachten. Met behulp van zijn verrekijker trachtte Rob hen wat beter in beeld te krijgen. Dat was achteraf nu niet zo’n slimme actie, want de boot van “grote chef Mobuto” bleek daar ook te liggen. Het gevolg was dat Rob door gewapende militairen gearresteerd werd en daarna afgevoerd. De verrekijker en de camera moesten natuurlijk ook mee. Gelukkig voor ons allen, bleek het beveiligingsopperhoofd een redelijke kerel te zijn die wel begreep dat wij totaal geen kwade bedoelingen hadden. Daarmee liep dit avontuur toch nog met een sisser af.
Typhoon, 6 oktober 1990, eigen tekst