Typhoon, 12 mei 1990, eigen tekst.
Mali ? Eens maar nooit meer …!
Passeren van grenzen kost handen vol geld
Nu we al drie Afrikaanse grenzen gepasseerd zijn beginnen we ons al als ervaren grensoverschrijders te voelen. De Spaans-Marokkaanse was een onduidelijke modderige puinhoop, die tussen Marokko en Algerije leverde een twee uur durend onderzoek naar onze bagage op en bij de overgang van Algerije naar Niger bestond het ongemak vooral uit eindeloos wachten. We hebben nu alles toch al meegemaakt, dus wat kunnen we nu nog meer meemaken ? De uitreisformaliteiten in de Nigerse grensplaats waren gezellig. Even babbelen met de militairen en daarna drie kwartier wachten op de baas met de stempelbevoegdheid, die dus net was gaan eten. De militairen vroegen ons wat voor autoverzekering wij hadden. Hierop lieten we onze zeer indrukwekkend uitziende gestempelde papieren zien. De WA-verzekering voor de auto moet je in Afrika per land zelf aan de grens regelen. Polisvoorwaarden krijg je nooit te zien. Prijs en kleuren van de papieren wisselen net zo snel als de staatshoofden daar. Deze zaken kunnen dus niet in Nederland voorbereid worden. Ze vroegen ons, niet zonder verbazing, waarom we niet de zogenaamde “Ce de Ao” verzekering hadden. Die is voordelig, zeiden ze en bovendien geldig voor heel West- Afrika. Wij kenden die verzekering niet. We zouden dan ook proberen deze bij de grens van Mali af te sluiten. Toen de “stempelbaas” verscheen, bleek dat onze babbel met de militairen indruk had gemaakt. Omdat we van die “aardige jongens” waren, mochten we de grens passeren zonder de daarvoor gebruikelijke uitreisbelasting van zeven gulden per persoon te betalen.
Twintig kilometer verderop was de Malinese grens, bij het plaatsje Labezanga. Tenminste, er stond een slagboom en honderd meter verderop een bouwvallig houten hutje. Richard en Rob stapten uit en Eelco bleef als bewaker in de auto achter. In die hut zaten met blote voeten twee vriendelijke militairen die naar onze paspoorten vroegen, naar het kentekenbewijs van de auto en naar de verzekering. Verzekering ? Die wilden we juist hier afsluiten. Tja, dat kon helaas niet, volgens de nu breedlachende heren. Dat kon wel in Gao, ongeveer 205 kilometer verderop. Maar zonder verzekering mochten we echt niet verder. Wij legden hen uit dat 410 kilometer lopen om aan dat bewijs te komen toch wel een beetje te gek was. Daar waren ze het eigenlijk wel mee eens. De enige oplossing was dan ook, 350 kilometer terug naar Niamey in Niger.
Vertwijfeling maakte zich van ons meester. We hadden weinig zin om die 350 kilometer terug te rijden over die vreselijk slechte weg. Misschien was er toch nog een andere mogelijkheid, zei een der beambten opeens. Als we hem nu eens wat geld gaven, dan zou hij even de andere kant opkijken als de slagboom open stond. Nu is ons Frans niet zo geweldig, dus vroegen we hem om dat nog eens te herhalen. Dat deed hij. Hoeveel geld dan ?, vroegen wij hem geheel overrompelt. Met dollartekens in de ogen zei hij, ” breng maar wat, dan zeg ik wel of het genoeg is”. Brullend van het lachen gingen Richard en Rob terug naar de op wacht zittende Eelco.
Smeergeld, en daar keihard om vragen. Nu moesten we gezamenlijk onze tactiek bepalen. Dit leek ons toch wel leuker dan 700 kilometer om te moeten rijden. We wilden de corrupte heren dan ook wel voor 100 Franse francs omkopen. Dit bedrag staat ongeveer gelijk aan een half weekloon in Mali, dus dat leek ons wel redelijk. We zouden het dan als volgt spelen: 50 francs en wat sponsormateriaal op zijn bureau leggen met de mededeling dat dat alles was wat we aan contant geld bij ons hadden, behalve dan nog wat om straks een beetje eten te kunnen kopen.
Toen we dit op die manier op zijn van sinaasappelkistjes gemaakte bureau deponeerden, zei de man vriendelijk lachend dat dit toch echt te weinig was. We moesten nog maar eens goed in de auto gaan zoeken. Volgens hem was 100 francs toch wel normaal, maar vandaag mocht men er alleen voor 200 francs door. Een beetje balend gingen we voor nieuw krijgsberaad terug naar de auto. Als je eerst zegt maar voor 50 francs bij je te hebben, kan je als zichzelf respecterende Hollanders toch niet even later alsnog met 200 francs op de proppen komen, nietwaar ? Na nog een kleine twee uur onderhandelen en doorzoeken kwamen we dan toch nog tot 193 francs, bestaande uit allerlei munten van wel vijf verschillende valuta. Hiermee konden we onze geldwolf uiteindelijk overtuigen dat we echt niet meer aan contant geld bij ons hadden. Bovendien geldt ook in Afrika dat een half ei nog altijd beter is dan een lege dop. De douanier accepteerde tenslotte onze “gift” en gaf ons bovendien alle vreemde valuta terug.
Medisch advies
Uiteindelijk bleek ons deze felbegeerde doortocht 25 gulden te hebben gekost. Helaas voor ons waren er tot Gao nog drie van deze hindernissen. Bij de eerste kostte het optillen van de slagboom ons twintig liter diesel. Bij de tweede werd zelfs gedreigd met gevangenisstraf. Gelukkig voor ons bleek één van de politiemensen een vreselijke kiespijn te hebben. Nu, daar wist Rob wel raad op. Uit ons medisch instrumentarium haalde hij de oogspiegel te voorschijn (klemband om het hoofd met daaraan bevestigd een spiegel met een gat erin). Met dit apparaat keek Rob zeer geïnteresseerd in ‘s-mans mond. Één ding was in ieder geval duidelijk, een tandarts kon aan dit gebit rijk worden. Ons gratis advies was: neem een aspirine en een slaaptablet en alles is over. Toen we daarbij ook nog een agent een lift van 200 kilometer konden aanbieden, mochten we voor niets verder. Deze meeliftende agent regelde voor ons verder ook de doorgang bij de volgende slagboom.
Toen we uiteindelijk bij onze verzekeringsagent aankwamen hoorden we dat er wel degelijk een verzekeringskantoor aan de grens was. De eerste dag in Mali was er dan ook één van grote irritatie. En de overige dagen waren niet anders dan gebeurtenissen vol corruptie en toeristenuitzuigerij.
Conclusie: Mali, eens maar nooit meer.
Typhoon, 12 mei 1990, eigen tekst.